Spelbegeleiding

‘Wat je kunt doen als een kind niet of weinig speelt’

Als opvoeder zie je kinderen graag spelen, omdat je weet dat het goed is voor hun ontwikkeling. Maar… sommige kinderen spelen niet, niet zoveel of heel anders. Dan stimuleer je het spel door het kopen van ander/extra speelgoed, samenspel, je stuurt het kind in de richting van een bepaald soort spel, noem maar op. Als het maar speelt! Het vrijwillige karakter van spel dreigt dan op de achtergrond te raken. De overtuiging van hoe spel ‘hoort’ te zijn, komt meer en meer op de voorgrond. Toch kan het nodig zijn spel te stimuleren. Maar waar begin je?

Spelende kinderen

Observeer en onderzoek

Belangrijk is dat je weet dat spel afhankelijk is van de omstandigheden en (fysieke) mogelijkheden van een kind.

Kijk naar het kind. Speelt hij echt niet of toch wel? De meeste kinderen spelen, hoe beperkt soms ook. Als je goed kijkt, is er meestal wel een activiteit te vinden, die het kind graag doet, die hem een goed gevoel geeft en dat hij zelf kiest.

Als je dat gevonden hebt, kijk je naar de momenten waarop hij die activiteit doet. Is daar een patroon in te ontdekken. Een bepaalde stemming? Speelt hij alleen of wil hij juist samen spelen?

Misschien ontdek je dat jouw beeld van ‘dit kind speelt niet’ genuanceerder ligt. Het kan zijn dat het kind anders speelt dan dat jij voor ogen hebt. Misschien komt dit kind vooral op bepaalde momenten tot spel. Bijvoorbeeld wanneer hij alleen op ’t plein speelt of wanneer het rustig is in de klas. Kortom; observeer en onderzoek of jouw idee het spelgedrag van het kind.

VAT: VOLGEN, AANPASSEN, TOEVOEGEN


Ik heb ’t nu over drie communicatie-principes: Volgen, Aanpassen, Toevoegen. Deze woorden zijn afkomstig uit de Hanen oudercursus “Praten doe je met z’n tweeën”. Een cursus om de communicatie met en de taalontwikkeling van het kind te verbeteren. Ze worden samengevat met de term VAT.
Dit is een manier om de initiatieven van een kind te  volgen door te kijken, te wachten, en te luisteren. Hierdoor ga je de manieren waarop een kind communiceert herkennen. Als je de manieren kent, kan je je eigen manier van communiceren aanpassen aan de communicatie van het kind. Zo vindt je aansluiting bij elkaar, en kan je vanaf dit punt verder werken aan taal en communicatie. Stap voor stap ga je taal en ervaringen toevoegen aan de situatie.

Startpunt is de veilige plek binnen spel

Als blijkt dat een kind wel speelt, let er dan op wat voor spel hij speelt. Is het vooral op de computer, rollenspel, fantasiespel, tekenen of herhaalt hij bepaalde activiteiten? Misschien vindt hij het juist fijn om ‘voeldingen’ te doen zoals kleien of spelen met modder. Er zijn kinderen die graag bouwen met blokken en lego en verder weinig anders doen.

Door naar het spel van een kind te kijken, ontdek je wat bij hem past. Kijk naar wat er wél is. Hoe beperkt dat soms ook is, dat is je uitgangspunt. Zorg voor dit kind door hem of haar een veilige plek binnen spel te geven.

Volg

Stel je volgend op; ga mee met wat het kind wil, doe mee in zijn (beperkte) spel. Ga naast hem zitten en doe hem na als samenspel niet mogelijk is. Laat het kind het spel leiden.

Kijk naar je eigen normen en waarden; wat verwacht je van (het spel) van een kind? Hoe hoort het volgens jou en wat wil jij graag? Hoe speelde je vroeger zelf? Druk je onbewust jouw stempel op een kind?

Aanpassen

Sluit aan bij wat een kind speelt en breid dat langzaam en voorzichtig uit. Voor het ene kind betekent dat eerst samen spelen en stapje voor stapje meer zelfstandigheid ontwikkelen. Bij het andere kind betekent het, dat je je verdiept in dat ‘vreselijke’ computer schietspel, mee doet en ontdekt wat er zo leuk is aan dat spel.

Accepteer de manier en het tempo van spelen. Ieder kind heeft zijn eigen voorkeur en ontwikkelingstempo. Wees je ervan bewust dat de spelontwikkeling afhankelijk is van de mogelijkheden van het kind en de omgevingsfactoren. Fantasiespel ontwikkelt zich vanaf 2 ½ jaar, maar komt bij andere kinderen pas op 6 jarige leeftijd tot bloei en bij weer anderen helemaal niet. Door dingen te accepteren zoals ze zijn, ontstaat ruimte voor andere, meer positieve, dingen. Er zijn kinderen die tekenen of andere creatieve activiteiten niet leuk vinden. Als je zelf een enthousiaste ‘knutselaar’ bent, is dat misschien even slikken, omdat je niet kunt delen.

Om kort te gaan; als je wilt dat een kind meer of anders speelt, is het nodig dat je daarin tijd investeert. Zoek naar zijn mogelijkheden en sluit daarbij aan en probeer dit op een creatieve manier stapsgewijs uit te breiden. Dit kun je zelf doen, maar ook samen met ouders. Onderzoek ook je eigen waarden en normen over spel. Het kan zomaar zijn dat dit van invloed is op het spel van het kind.

Toevoegen en uitbreiden

Probeer je in te leven in het kind, ontdek wat hem zo aantrekt in een spel. Is het samenspel, het schieten, de beweging, het voelen, het herhalen, het creëren, het verhaal, het thema? Als je dit weet, kun je dingen bedenken die hierbij aansluiten, variaties zoeken en deze beetje bij beetje aanbieden en uitbreiden. Hier mag je heel creatief zijn!

Kinderen die echt niet spelen

Er zijn kinderen die echt niet spelen. Dan is er iets anders aan de hand. Dat kan aan van alles liggen; van intrinsieke oorzaken bij het kind tot de omstandigheden waarin hij leeft. Kinderen die bijvoorbeeld depressief of getraumatiseerd zijn, spelen ander spel of helemaal niet. Ook kan een ontwikkelingsstoornis oorzaak zijn van beperkt spel. En natuurlijk zijn er nog de omstandigheden en mogelijkheden waar het kind mee te maken heeft. Dan is het goed professionele hulp te zoeken (als die nog niet aanwezig is). Speltherapie of spelbegeleiding is dan een optie en dragen bij aan een gezonde (spel)ontwikkeling.

WAAR JE LOOP JE ALS VOLWASSENE TEGENAAN ? 

(ON)BEWUST HET SPEL BEPALEN

Want als volwassene willen wij vaak (onbewust) het spel bepalen. Het kind legt bijvoorbeeld een schaapje in de voerbak, en de volwassene corrigeert dit door het schaap uit de voerbak te halen en het er naast te zetten ‘Een voerbak is om te eten en niet om te slapen.’ Je doet dit met de beste bedoelingen: je wil het kind iets leren. Namelijk dat een voerbak is om te eten. Dit kind zal niet de eerste zijn die op dit punt afhaakt en iets anders gaat doen, of boos wordt. Einde samenspel.

Kijken, wachten en luisteren vraagt geduld. Volgen lukt alleen als je het kind de regie geeft over het spel. Het kind gaat voorop.

TE SNEL INTERPRETEREN

Alleen kijken … meer niet … Kijk naar wat het kind nu echt doet. Het schaapje wordt in de voerbak gelegd. Punt. Dat het gaat slapen is jouw interpretatie! Maar wacht nou eerst eens. Wacht wat er gebeurt. Het kind heeft nog niets gezegd. Het spel gaat verder …

Het kind pakt nog een schaapje en legt het erbovenop, en daarna nog een. En dan zegt ze: ‘Kijk, allemaal op elkaar’. Ze heeft een stapel gemaakt. Ze ontdekt dat er wel vier schaapjes in de voerbak passen. Doordat je hebt gekeken, tijd hebt gegeven en hebt geluisterd ontdek je wat ze werkelijk aan het doen was. Je hebt haar spel gevolgd. Door nu jouw spel daarop aan te passen ontstaat er een gezamenlijk spel. Je legt er bijvoorbeeld nog een schaapje bovenop. En dan kijk, wacht en luister je weer opnieuw. Zo nodig je je kind uit weer initiatief te nemen en de regie te houden. Het kind voelt zich gezien. Je zult op deze manier eerder zien waar de interesse van je kind heen gaat.

ONGEDULDIG WORDEN 

Volg het kind, pas je aan en voeg daarna iets toe aan het spel. Als je het kind volgt kun je, ook belangrijk, zien waar het naar kijkt. Zo kun je al aan zien komen dat haar aandacht door iets anders gevangen is. Bij heel jonge kinderen kan dat snel wisselen. Door het kind te volgen en je aan te passen en niet ongeduldig te worden voordat je wat toevoegt aan het spel, zul je merken dat je steeds langer samen gefocust kunt zijn op hetzelfde.

TE VOL VAN EIGEN IDEEEN 

Ik kijk naar een kind. Hij rent broemend door de kamer met een duplo-blokje als vliegtuig. Ik pak een duplo-blokje en ren ronkend met hem mee. Het vliegtuig vliegt met een vaart naar de grond. ‘Jammer’, denk ik, maar ik verman me. Hup, mijn vliegtuig gaat ook naar de grond. Het is moeilijk om nu niet meteen iets nieuws te doen. In mijn hoofd zitten zoveel ideeën wat je met een vliegtuig kunt doen! Allemaal ideeën die ik wil delen met het kind. Maar ik probeer te wachten. Die paar seconden lijken wel minuten! Het kind heeft het duploblokje op een ander blokje gezet en is aan het bouwen. Dag vliegtuig, hallo toren. Zo snel kan het gaan. Maar wacht, het is geen toren maar een auto. Daar was mijn snelle interpretatie weer!

MOEITE OM JE KLEINER TE MAKEN

Het volgen van het kind helpt me om mezelf wat kleiner te maken. Even aan te schuiven bij de wereld van de vierjarige en daarin naast hem staan. Ik kan me zo meestal wel een tijdje aanpassen, en mee te vlinderen. Soms lukt het natuurlijk niet om al mijn eigen ideeën te parkeren. Eigenlijk heel kinderlijk, als ik het zo bekijk: het kind in mij wil het liefst mijn eigen fantasie leidend laten zijn en daarin gevolgd worden! Maar ja, ik ben natuurlijk wel de volwassene. Wie volgt? Ikke!