Kinderen verder helpen
Je staat plotseling op van je stoel! Je hebt een donkere blik. Kaarsrechte armen loodrecht naar beneden en je vuisten gebald. Je loopt met een fronsende blik naar een kind. Blijft staan. Het ziet er intimiderend uit. Jouw juf komt tussenbeide. Ze praat rustig en vriendelijk met jou. Je ontspant ietsjes, met een stramme houding loop je terug naar je stoel. Je moppert nog wat binnensmonds. Je gaat weer verder met je tekening.
Een andere keer loop ik langs jouw klas en zie ik dat je dreigend voor een jongetje staat. Je hebt een stoel boven je hoofd. De juf staat naast je en praat rustig tegen jou. Jij bent kwaad en blijft staan als een standbeeld. Heel langzaam laat je de stoel zakken.
Je bent een stoere jongen in groep 2 en je bent het liefst in de buurt bij ‘t kleinste en liefste meisje uit de klas. Bij haar ontspan je. Je krijgt zelfs een glimlach op je gezicht. Je knutselt graag samen met haar. Jij wil naast haar staan in de rij. Jij houdthaar hand vast. Zij vindt het leuk om naast jou te staan. Je zorgt als een goede vader voor haar. Soms overbezorgd. Je beschermt haar. Soms te beschermend.
Van een rustig en lief kind in groep 1 veranderde je in een jongen met een kort lontje. Wat was er met jou gebeurd? Wat ging er mis? Hoe ging het thuis eigenlijk?
Je ouders zaten in een vechtscheiding en jij was er regelmatig bij. Wat heb jij daar van meegemaakt? Hoeveel ruzies heb je moeten bijwonen? Hoeveel woede heb jij langs zien komen? Hoeveel deuren heb je zien dicht slaan?
Nu ben je in het weekend bij je vader en doordeweeks bij je moeder.
Kan je als jongen van 5 woorden geven aan die vechtscheiding, waar zelfs de politie aan te pas heeft moeten komen?
De juf ontdekte dat jij tot rust kwam als je kon tekenen. In gesprek gaan met jou maakte jou niet direct rustig. Je werd alleen maar bozer. Vragen stellen maakte jou niet rustig. Je werd alleen maar kwader. Tekenen hielp jou!
Jij bent verbaal best vaardig. Ook ben jij pienter. Je wil regelmatig even horen dat de juf jou tekening mooi vind. Je wil graag jouw verhaal kwijt. je maakt meer contact met volwassenen dat met de kinderen. Die steun en erkenning heb je nodig. Je vraagt extra aandacht en die krijg je ook, dat ben je waard.
Je hebt van alles meegemaakt. Dat zit nog in je hoofd. De ene keer meer dan de andere keer. Het is zoals het is.
Het zou fijn zijn als je leert dat die gevoelens een naam hebben. Dat het erop een gezonde manier uit kan komen.
Maar dan is het wel belangrijk dat jij eerst weet wát je voelt. Ontdekt welke woorden er zijn. De nuances in woorden en emoties.
En dat is zelfs voor veel volwassenen nog een hele uitdaging, laat staan voor jou.
Je bent nog jong en je leeft vooral vanuit zijn ‘zijn’.
Je ervaart en beleeft.
Even ter info tussendoor:
Kinderen communiceren van nature via beelden, die bewust en onbewust ontstaan. Die beelden zie je terug in hun spel, tekeningen en lichaamstaal. Dat is ook wat kinderen het liefste doen: spelen en creatief bezig zijn. Deze beelden zijn herkenbaar en te herleiden wanneer je je hierin verdiept als volwassene. Als je jezelf toestaat terug te gaan naar hoe je zelf communiceerde als kind. Het is voor kinderen, zoals ik al zei en ook voor veel volwassenen best ingewikkeld om te vertellen over gevoelens en ervaringen. Op die momenten is de schat aan informatie, die tekeningen in zich hebben, zeer waardevol. De beeldentaal is de taal van het kind. Die je, naarmate je ouder wordt, vaak verleert. Die beeldentaal is van onschatbare waarde, waardoor een kind zich nog meer gezien en gehoord voelt. Vragen stellen en denken, dat is iets wat we aanleren. Dat is de taal van volwassenen en onze maatschappij om de communicatie te ‘vergemakkelijken’. Dit vraagt tijd en oefening. Kinderen uitnodigen om altijd in de taal van de volwassene mee te gaan terwijl ze van nature een andere taal gebruiken … Tja, dat is aan een Engelsman vragen of hij in het Nederlands wil uitleggen hoe hij zich voelt. Ook al woont hij al jaren in Nederland. Je uitdrukken in je ‘moerstaal’ blijft toch het makkelijkst. In spel en tekeningen is dat een stuk gemakkelijker.
Je kon moeilijk woorden geven aan jouw boosheid. Maar je had wél zin om te tekenen. Zou dat dan jouw uitlaatklep zijn? Zouden jouw tekeningen met al zijn extra informatie vormt een prachtige ingang voor een gesprek?
Heel vaak tekende of schilderde je een regenboog. Dan vertelde ik jou, dat dat betekende dat jij thuis in een situatie bent waar alles is veranderd. Want dat betekent een regenboog, een verandering in je leven. Want jij woont nu in het weekend bij papa en doordeweeks bij mama. Wanneer ik dat zei, begin je te stralen en te vertellen over jouw situatie..
Ook tekende je regelmatig een huis waarbij je het vriendinnetje uit de klas ik het huis tekende. Als ik vroeg wie je tekende in het huis benoemde jij je moeder, broer, zusje en jijzelf. Later ontdekte ik dat het zusje het vriendinnetje in de klas was. Met veel stelligheid vertelde jij dat dat meisje bij jouw thuis woonde. Dat zij zelfs jouw zusje was!
Een aantal keren tekende jij haar erbij. Ik vertelde jou, dat het fijn was dat jij erbij was omdat jij zo goed voor haar kon zorgen. Dan vertelde jij over haar, dat jij alles moest uit leggen omdat zij nog klein was..
Na een aantal maanden tekende je weer een huis, zonder het zusje. Je vertelde triomfantelijk, dat zij jouw zusje niet was. Dat wist ik toch wel!!! Maar vlakbij jou woonde. Je had haar niet meer als steun nodig.
Jij wilde hele mooie tekeningen maken. En als het niet zo ging zoals jij wilde maakte je ‘t liefst een prop van het papier. Je legde de lat heel hoog voor jouzelf.
Iedere keer als we gingen schilderen of tekenen spraken we af, dat als iets anders ging dan jij bedacht had, je ‘t niet ‘kapot’ zou maken, maar dat liet staan of er iets anders van maakte. Je ging ermee akkoord.
Zodoende had jij regelmatig ‘gekras met een kruis’ in jouw tekening. Je liet ‘m staan! Als iets wat los van je tekening stond. Je tekende erom heen.
Ik vertelde jou, dat die kras met ‘t kruis er doorheen misschien niet mooi was. Maar hij is er wel. Net als de scheiding van zijn ouders, dat was ook niet mooi en fijn. Hij beaamde dat, keek me blij aan als ik vertelde wat dat betekende. En als hij naar ‘t gekras keek werd hij boos. Ja, daar mag je boos om zijn.
Vaak als hij bij me kwam wilde je eerst in zijn tekenboek bladeren. Daar waren jouw goudmijntjes. Jouw lievelingen. Jij koesterde jouw tekeningen en schilderijen in jouw boek. En je keek uit naar de dag, dat jij jouw album met al jouw gevoelsuitingen mee mocht nemen.
In de klas werden jouw boze buien minder.
Twee keer in de week rustig samen tekenen en schilderen. Jij had de regie. Tijdens het tekenen praten we samen. Ik legde uit wat ik zag in zijn tekeningen. Jij vertelde daarna verder. Of je vertelde wat er in je omging. Het was een rustige plek van vrede en verbinding.
Na 4 maanden begeleiding vroeg jij aan mij: ‘Wie is er het belangrijkste? Mijn vader, mijn moeder of jij?’
Ik antwoordde: ‘Natuurlijk je vader en je moeder!’ Hij zei triomfantelijk: ‘Nee hoor, jullie zijn alle drie even belangrijk!’ Dat was een groot compliment!
Jij bent gegroeid en je weet dat je tot rust komt als je tekent!